In het Natuurhistorisch en Volkenkundig Museum Oudenbosch is een verrassende thema-expositie over albinodieren te zien.

 

De verzameling belicht zeldzame witte exemplaren en soorten met verschillende kleurafwijkingen. De natuurhistorische collectie van het museum  bevat tal van zeldzame dieren met een kleurafwijking. Vogeldeskundige en medewerker Cor van Aart haalde deze dieren bij elkaar en stelde zo een bijzondere expositie samen. Zo zijn bijvoorbeeld een spreeuw, een kraai, een huismus, maar ook een afwijkende goudvink tentoongesteld. Niet alleen vogels, ook kleine zoogdieren, zoals mollen, zijn te zien, evenals dieren met een wintervacht, met uitleg.  

Van de vogels zijn de meeste afkomstig uit de rond 1900 door de Broeders overgenomen collectie van dhr. Van den Bogaert. Deze bekende ornitholoog had alle in Nederland voorkomende vogels in zijn bezit, waaronder zeer zeldzame. De collectie bevatte gehele of gedeeltelijke albino’s in de volgende species: spreeuw, sijs, paapje, keep, merel, kievit, patrijs, gaai, kauw, kraai, bonte kraai, geelgors, rietgors, leeuwerik en huismus, en een melanistisch exemplaar van de gewone Goudvink (wellicht door speciale voedering verkregen). Helaas is een aantal in de loop der jaren gesneuveld.

 

 

Het ontstaan van kleurafwijkingen

Kleurafwijking kent drie oorzaken:

albinisme (aangeboren ontbreken van pigment, met als gevolg een wit verenkleed en rode ogen);

leucisme (gebrek aan pigment, met als gevolg een gedeeltelijk of geheel wit verenkleed, met normale ogen);

melanisme (teveel aan donkere pigmenten, met als gevolg een donkerder tot zwart verenkleed).

 

Kleurafwijkingen in de natuur zijn zeldzaam. Dit geldt ook voor vogels. Nu is het normale verenkleed van vogels ook niet altijd exact hetzelfde. Enige variatie is normaal. Ook door inwerking van licht kunnen kleuren verbleken. Veel vogels en zoogdieren in ons museum zijn mede verkleurd door het licht en de tijd.

 

De afwijkingen waarover het hier gaat, zijn genetisch bepaald, dus een veranderd gen is verantwoordelijk voor de kleurafwijking en zo'n kleurafwijking kan worden doorgegeven aan nakomelingen.

Bij albinisme ontbreekt het pigment ook in het vaatvlies van de ogen. Veel waarnemingen van albinistische vogels zijn waarnemingen van vogels die echter zwarte ogen hebben. Dat zijn dus geen echte albino's.

In wezen zijn deze vogels bont, ook wel gedeeltelijk albinisme genoemd. Dit komt voor bij kieviten, de zwarte kraai, kauw, scholekster, ransuil, huismus, vlaamse gaai, zanglijster, fazant, patrijs, boerenzwaluw en de spreeuw.

 

Overlevingskansen

 

Minder pigment maakt de veer breekbaar. Alle mutanten vertonen sterker afgesleten veren dan hun normale soortgenoten. Dit vermindert overlevingskansen. Pigment in het oog dempt het overbodige licht. Minder demping veroorzaakt overstraling. Het zien vermindert, doet pijn en details worden nagenoeg niet waargenomen. Dit belemmert het zoeken naar voedsel. Ook predatoren worden minder snel waargenomen.