Albert Hagenaars wist me in gang te zetten met het bericht dat een Bergse schrijver zijn debuut zou maken.

Harry G. de Vries, die al bekend stond om zijn vertalingen van andere werken, sloeg nu de vleugels uit en kwam met zijn eigen bundel gedichten. Daar moest ik wel op reageren en om hem eens aan iedereen voor te stellen, legde ik hem de volgende vragen voor:

 

1. Echte poëzie en poëten lijken bij de grote massa niet echt binnen te komen. In mijn tijd op het Juvenaat was het een onderwerp dat een onderdeel was van mijn taal educatie. Moderne opleidingen bieden daar veel minder aandacht aan. Hoe sta jij in dit alles?

Ik weet niet of er vandaag de dag minder aandacht wordt besteed aan de dichtkunst dan in jouw tijd. Het lijkt waarschijnlijk, maar gisteren hoorde ik een docent op de radio die zelf rapper was. Hij begeleidde zijn leerlingen bij het maken van rapteksten. Het betrof een docent uit Amsterdam Zuid-Oost, waar veel rappers vandaan lijken te komen, maar goed. 

Het Juvenaat had (heeft) uiteraard een traditie als het gaat om de klassieken; die probeert men volgens de traditie hoog te houden. Natuurlijk heeft een gymnasium het makkelijk in dat opzicht. De eeuwen hebben de goede poëten al uitgefilterd, dus het puikje is overgebleven en niemand die zich afvraagt waarom een bepaalde dichter is opgenomen in het lesprogramma. In this day and age ligt dat voor veel middelbare scholen anders. Moet men de leerlingen betrekken door het over contemporaine dichters (bv rappers) te hebben of Rupi Kaur (een beroemde Instagrampoëet)? Kortom, wat kan een moderne docent in de groep gooien als deze tak van de letteren wordt ‘behandeld’? En dan zijn er natuurlijk nog de docenten die hun studenten een grondige afkeer bezorgen van de poëzie door hen gedichten te laten analyseren. Wek daarmee de liefde voor Slauerhoff maar eens op.

Ik zou als docent mijn leerlingen creatief leren schrijven; gedichten laten maken dus. Wie schrijft, gaat ook andere dichters waarderen. En ook moderne scholieren uiten graag hun gevoelens, al komen ze daar niet meteen voor uit. Maar goed, gymnasiasten hebben de wind mee als het om de dichtkunst gaat. Lucky you! 

 

2. Hoe is poëzie op jouw levenspad gekomen en welke schrijvers (en waarom) hebben jouw aandacht getrokken?

Ik heb Engels en Nederlands gestudeerd. Maar op mijn 17e kocht ik al bundels. Van Kopland, Korteweg, Slauerhoff, Achterberg, Hoekstra, etc. Tijdens mijn studies (Vrije Universiteit) ben ik goed aan mijn trekken gekomen wat betreft de dichtkunst. Je zou je vraag ook anders kunnen stellen: Welke schrijvers hebben je aandacht NIET getrokken? Ik ben echter nog steeds hongerig en ondek elke week nieuwe dichters uit de Engelstalige wereld waarvan ik me vertwijfeld afvraag waarom ze niet beroemd zijn.

Waarom trekt een dichter mijn aandacht? Dat wil ik niet weten, omdat alles voorspelbaar zou worden. 

 

3. Hoe kom je ertoe om met name Engelstalige poëzie te gaan vertalen?

Ik ben een groot bewonderaar van Philip Larkin. Toen ik de vertalingen las van Jan Eijkelboom, besefte ik dat een vertaling soms nog mooier kan zijn dan het origineel. Dat was een openbaring. Ik ben toen heel voorzichtig begonnen om zelf e.e.a. van Larking te vertalen. Dat bleek een uitzonderlijk aangenaam vermaak te zijn omdat Larkin er klassieke rijmschema’s op nahoudt. Die moesten natuurlijk mee worden vertaald. Vergelijk het met een Nederlands kruiswoordraadsel waarbij je Engelse woorden invult in de vakjes, zoiets. Jan Eijkelboom was echter enthousiast en droeg mij voor aan zijn uitgever. Jan en ik zijn op dit moment degenen uit wiens werk men put als ergens een vertaling van Larkin nodig is. Daar ben ik wel trots op.

Er is echter nog een oorzaak. Ik was destijds van mening dat ik niets te melden had, maar wilde wel graag gedichten schrijven. Vertalen is dan een prima alternatief. Je kunt je uitleven in de taal en het ‘diepe denkwerk’ is al voor je gedaan. Je ben echter toch bijna net zo belangrijk als de dichter zelf. 

Meestal vertaal ik als er ‘niets te dichten valt’; ‘you cannot will a poem’, zegt Seamus Heaney, en zo is het. Op mijn site staan wat vertalingen verborgen en op dit moment werk ik aan een vertaling van het zg Regius Manuscript. Een middel-Engels gedicht uit 1380. Achthonderd regels, en ik ben halverwege. 

 

4. Wat betekent taal voor jou, sterker nog, wat is taal eigenlijk?

Vanmorgen vertaalde ik dit (uit het Regius Manuscript):

 

Maar wees zachtmoedig in uw streven

En kies eerlijke woorden, door God gegeven;

Want om wille van Hem Die boven alles bestuurt

Wordt de liefde met zachte woorden aangevuurd.

 

Ik vind die laatste regel mooi gelukt. Ik zat nl. met een probleem. In het origneel staat ‘Hem die boven een zetel heeft’ – daarmee kon ik niet uit de voeten. Maar dat besturen, dat doet ie wel. Een kijkje op een synoniemen-website leverde voor ‘aansporen’ (de technisch correcte vertaling) ‘aanvuren’ op. Soms valt iets zomaar op zijn plaats.

Daarmee wil ik zeggen dat taal een instrument is waarmee oneindig kan worden gevarieerd binnen een ogenschijnlijk strak stramien. Er zijn overduidelijke regels verbonden aan de taal, maar als je die kent, kun je je goddelijke gang gaan. Die vrijheid vind ik soms ontroerend mooi, maar het verrassingselement lijkt bijna een voorwaarde om iets mooi te vinden. Ik vind dat ik mezelf moet verrassen als ik schrijf – maar dat heb ik dan van Heaney gepikt. 

 

5. Volgend op de vorige vraag, je hebt al eens gezegd dat je het Engels hanteert in vergelijking met Nederlandse bands als Golden Earring of Gruppo Sportivo die hun inspiratiebronnen in Engelstalige bronnen haalden. Hier nu een tweeledige vraag voor jou:

a. Daar waar het voor band(je)s wellicht vanzelfsprekend is om met Engelstalige teksten te komen (deed het zelf ook toen ik nog in bands speelde), daar is dat met poëzie absoluut niet, in tegenstelling met wat jij oppert. Jij slaat dus een niet zo vanzelfsprekende weg in, opvallend ook. Dus de vraag, hoe is dit gekomen?

Ik heb iets met klank. Als jonge scholier werd ik zeer gelukkig als ik me ’s avonds laat bij de purser van de nachtboot naar Harwich meldde voor een disembarkation ticket. Ik hoorde dan Engels rechtstreeks uit de mond van een Brit. Live. Dat lijkt gek, maar het is zo (er was nog geen internet, wel radio). Ik kan me niet anders herinneren dan die fascinatie voor stemmen, en dan met name van Britten. Het ritme, de klank, etc. Larkin maakte ook LP’s waarop hij zijn gedichten voorlas. Iets mooiers heb ik nooit gehoord. Als ik een gedicht schrijf lees ik het aan mezelf voor. Als dat me beweegt is het goed (voor mij). 

Ik heb heel lang in het Nederlands gedicht, maar daar miste iets. Ik heb die gedichten ook nooit goed bewaard en al helemaal geen uitgevers benaderd. Studentenpoëzie, zoiets. Er is één gedicht waarvoor een oud-studiegenoot nog wel eens op een Amsterdamse kroegtafel wordt gehesen om het te declameren. Dat is bijna een klassieker onder de studenten van zijn voormalige dispuut. Maar voor mij was het gewoon rijmelarij. Ik lees graag Nederlandstalige gedichten, maar ze schrijven? Nee. Vertalen is wel aardig. Maar wie weet.

Ik besef dat mijn gebruik van Engels ongebruikelijk is, maar het kenmerk van goede poëzie (in het algemeen) is ‘the defeated expectation’. Maar die gaat voor mij niet op, omdat de lezer mogelijk denkt met een Engelstalige dichter te maken te hebben die toevallig een Nederlandse naam heeft. Ik ben ook geen native speaker, maar gewoon een Hollandse jongen die erg zijn best heeft gedaan om goed Engels te leren spreken. Misschien maakt dat lezers echter nieuwsgierig om mij te gaan lezen.

 

b. De meeste mensen kennen de door jou genoemde bands wel. Echter de jouw voorkeur vangende schrijvers als Philip Larkin, Elizabeth Jennings of Seamus Heany, zijn nu niet bepaald bekend bij het gemiddelde publiek. Hoe kwamen ze binnen jouw vizier, of moet ik zeggen hoe geraakte jij op hun pad en waarom?

In de UK is dit drietal wereldberoemd. In Nederland zijn ze niet onbekend, maar hun roem is beperkter – zeker die van Jennings (waarvan een vertaling op mijn site staat). Ik heb Engels gestudeerd en was een bijzonder nieuwsgierige student. Heaney, echter, heb ik pas jaren later herontdekt. Kwestie van de juiste gedichten lezen. 

Hun gedichten zijn sublieme (en dus gewone) verwoordingen van doodgewone dingen. Heaney die schrijft hoe hij als kind met zijn moeder aardappelen schilde om hem weg te houden bij de priester die een stervend familie lid bediende. Om beurten plonsten hun aardappels in een emmer met water. Heaney zeg in de laatste regel over de relatie met zijn moeder: ‘never closer’. Dat gedicht raakt me telkens opnieuw. Hetzelfde geldt voor Jennings en Larkin. Ik zou mijn hele oeuvre geven als ik één zo’n gedicht van hen op mijn naam mocht schrijven. 

 

6. Jouw werk werd al  regelmatig opgenomen in Amerikaanse en Britse literaire tijdschriften en bloemlezingen. Hoe komt het dat nu pas je debuutbundel uitkomt?

Dat is mijn vermaledijde terughoudendheid om mezelf in een schijnwerper te zetten. Ik hou niet van fel licht (zie ook Central Serous Chorioretinopathy in de bundel). Voor iemand als ik is het kennis hebben aan iemand als Albert een zegen. Dat is een spindoctor die compenseert wat ik aan brutaliteit tekort kom. Hij was bij ons eerste contact inzake Colourisations verbaasd dat ik niet eerder was uitgegeven. Dat vond ik een mooi compliment. 

 

7. Corona haalt het beste maar ook het slechtste in mensen naar boven. Nu het niet zo maar een “tussenuurtje” is op ons levenspad, gaan mensen ook steeds meer nadenken over oorzaken, gevolgen, achtergronden en zelfs complotten. Een schrijver is vaak een thermometer van de samenleving, velen constateren en leggen vast, een aantal neemt zelfs een stelling is. Hoe ervaar jij dat? Ben jij iemand die de rimpels van de samenleving vastlegt in zijn werk, beïnvloedt het jou als schrijver?

Nee, ik leg die rimpels niet vast. Mijn poëzie is ook geen thermometer van de samenleving. Mischien is het een thermometer voor mijn leven. Ik ben gedebuteerd op mijn 58e – acht jaar later nog dan Jan Eijkelboom. Misschien is het de poëzie van een man die terugkijkt of simpelweg het gevolg van mijn leeftijd. Douwe Draaisma heeft daar een interessant boek over geschreven. Hoe de hersenen van mannen van mijn leeftijd veranderen en hun jeugd opeen haarscherp doorkomt. Zoiets zal er wel achter zitten. Ik heb veel goede herinneringen en wil ze me niet laten ontglippen nadat ze jaren ergens ongebruikt opgeslagen hebben gelegen. Ik wil mensen soms ook eer bewijzen dat ik van ze heb gehouden of van ze hou. Maar mijn zoon vroeg zich terecht af waarom ik dan geen Nederlands gedicht voor hem had geschreven. Zijn vader spreekt toch – met hem - geen Engels? Ja, kunst he? 

 

8. Als je jezelf mocht omschrijven, wie is Harry G. de Vries?

Harry G. de Vries is een aardige man. Eigenwijs ook en naarmate hij ouder wordt, steeds minder zeker van de zekerheden die voor hem in jonger jaren vanzelfsprekend waren. Ik ben docent en meende jarenlang dat ik een hele goede was; nu ik steeds meer van dat vak begrijp, realiseer ik me hoe moeilijk het tegelijkertijd is. Die jeugdige overmoed ben ik een beetje kwijtgeraakt – maar dat maakt me misschien ook weer een betere docent omdat mijn arrogantie me geleidelijk ontvalt. Mooi onderwerp voor een gedicht, trouwens.

 

9. Wat kunnen we in de toekomst van je verwachten?

Ik hoop dat Albert niet mijn laatste bundel heeft uitgegeven. Ik heb voldoende voorraad om meer bundels dan Philip Larkin te maken (die schreef drie zeer dunne dichtbundels), maar het gaat om de kwaliteit en niet om de kwantiteit, om het maar eens heel onpoëtisch te zeggen.

 

10. Waar kunnen mensen jouw debuutbundel  Colourisations verkrijgen?

Bestellen bij uitgeverij Wel in Bergen op Zoom. Dichterkoning Hagenaars bewaakt de kleine stapel exemplaren en verzendt ze op verzoek. De winst gaat volledig terug naar Wel; om andere dichters in het zadel te helpen. Ik verdien er niets aan. 

 

Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.  www.uitgeverijwel.nl 

 

Om nog iets meer over deze schrijver te vertellen, toon ik graag de korte biografie die Albert Hagenaars schreef:

EEN KORTE BIOGRAFIE

Harry G. de Vries maakte zijn debuut in 2003 als vertaler van Engelands meest geliefde dichter van de 20e eeuw, Philip Larkin. Dit werk droeg de titel 'Sneeuw Valt op een Zondag in April' en verscheen bij uitgeverij Wagner & Van Santen te Dordrecht, nadat De Vries daar was voorgedragen door de stadsdichter van Dordrecht, Jan Eijkelboom, die bekendstond als dé Larkin-vertaler in het Nederlands taalgebied. 

Behalve van Philip Larkin is De Vries een bewonderaar van Elizabeth Jennings en Seamus Heaney. Maar meer nog is hij beïnvloed door de Amerikaan Garrison Keillor, wiens dagelijkse keuze voor een gedicht op zijn site, The Writer's Almanac, een inspiratiebron vormt. 

De vraag waarom hij sinds 2014 eigen werk in het Engels schrijft en niet in het Nederlands heeft met de bewondering voor zijn idolen te maken. Hij merkte daarover op: "Ik denk dat ik, net als alle Nederlandse Top-40 bands uit mijn jeugd, Engels gebruik omdat hun inspiratiebronnen - net als de mijne - die taal hanteerden. Ik wil mezelf niet op één lijn zetten met Golden Earring, T-Set of Gruppo Sportivo maar wat zij deden in het Engels werd als vanzelfsprekend gezien. Zo raar is het dus niet als een Nederlander Engelstalige gedichten schrijft." 

Gedichten van De Vries worden regelmatig opgenomen in Amerikaanse en Britse literair tijdschriften en bloemlezingen, zoals The Broadkill Review (Delaware, USA) en ENVOI (Cinnamon Press, UK).

Zijn vertaling van Larkins 'Home is so sad' verscheen o.a. in 'We' / 'Wij', een boek van de Britse schrijver David Nicholls, dat werd gepubliceerd door Meulenhoff Boekerij in 2015 en aangeprezen in het tv-programma 'De Wereld Draait Door'. Hetzelfde gedicht werd geselecteerd door Mensje van Keulen voor de Nederlandse versie van 'Poems That Make Grown Women Cry' (Prometheus, 2015). 

De 'G' in zijn naam staat voor Geert. In zijn eigen woorden: "Ik kom uit een oud Enkhuizens geslacht waar die naam al sinds de 17e eeuw wordt doorgegeven in de familie. Maar ik hanteer die G niet alleen daarom. Ik heb een achternaam die heel veel voorkomt en doe hetzelfde als Peter R. de Vries - om me te onderscheiden van al die andere naamgenoten. 

De dichter-vertaler woont in het bosgebied van Bergen op Zoom en is werkzaam bij Avans Hogeschool in Breda waar hij studenten personeelsmanagement in het Engels begeleidt.

 

Hij publiceert zijn meeste gedichten ook op een eigen website: https://sites.google.com/view/poemsbyharrygdevries/poems