Mijn deurbel is als een alarm, letterlijk dan.

Het is een oude hoorn zoals je ze op een schoolplein aantrof en op sommige scholen nog steeds aantreft. Vandaag loeide mijn deurbel om iemand aan te kondigen; het was Albert Hagenaars die een belofte kwam inlossen. Hij had mij een bundel beloofd.

Ik was benieuwd, het pakketje dat ik in mijn handen gedrukt kreeg was de boreling van een nieuwe samenwerking tussen twee befaamde Bergse dichters: Albert Hagenaars en Bert Bevers. 

Twintig jaren geleden tastten zij beurtelings een woord op, tot wat zou uitgroeien tot twee gedichten die Bergen op Zoom sieren.

 

Nu zouden zij zinnen kruisen zoals in oude tijden de degens gekruist werden. 

Een nieuw project, een nieuwe pennenvrucht, een nieuwe beleving voor de fijnproever van doordachte historisch beschouwende poëzie. Ligt dit ook aan het onderwerp? Laten we Albert zelf even aan het woord: ‘Uitgangspunt is een aangrijpende rouwscène uit de film “The fall of the Roman empire”, een film uit 1964.’

Of zoals Bert Bevers stelt: ‘Zullen we ons door deze scène laten inspireren en ons weer eens aan een coproductie wagen, amice? Het is alweer dik twee decennia geleden dat we zulks deden’.

 

De bundel bevat veertig pagina’s, echter het gaat over slechts één gedicht dat op een enkele pagina past? 

Wie Albert en Bert kent, weet dat deze twee schrijvers van internationale allure niet over een nacht ijs gaan. Projecten die zij aangaan, vertonen een verfijnde diepgang, vertellen een verhaal en zetten de lezer aan om het gelezene nogmaals te beschouwen…. en nogmaals.

Een eerste opzet was om naast het gezamenlijk geschreven gedicht, ieder een regel op de ander volgend, ook ieder individueel een eigen geïnterpreteerde versie te schrijven. Dat idee werd terzijde geschoven. Wat volgde was het plan om de weeën voorafgaande aan de geboorte van deze bijzondere pennenvrucht nauwgezet te omschrijven.

Als lezer volgen we de dialoog die zich ontvouwt tussen twee schrijvers die zich op een bijzonder project storten.

 

Zo zien we het ontstaan van de titel van deze bundel: “Het afscheid van Marcus Aurelius”. Ergens in het verhaal verschijnt een werktitel, wordt beschouwd en geschaafd en groeit tot wat de definitieve titel is.

Interessant is de werkwijze. De regels van het gedicht worden om en om geschreven, de een volgt daarbij wat de ander voor hem geschreven heeft. Ook de vorm van het gedicht wordt besproken en gewogen. Zo komen zij tot de vorm van het gedicht: strofen van drie zinnen.

 

Er wordt niet geschroomd om te schrappen en te schaven aan elkaars bijdragen. Natuurlijke discussies over vorm en inhoud volgen, dit alles als schrijvers die elkaar door en door kennen en elkaar naar de vereiste kwaliteit stuwen. Albert zegt daar het volgende over: ‘Aha, jij begint in deze versie al met veranderen. Dan sluit ik me bij je aan, we zijn solidair of niet.’

 

Het is heel interessant om als lezer het ontstaan en de groei, tot en met het eindresultaat van dit project mee te maken. Voor een (beginnend) schrijver is het gewoonweg enorm leerzaam. 

We volgen de twijfels over gebruikte woorden, de aanscherpingen van een zin en de dans van twee schrijfstijlen om tot een product te komen waarbij de individuele bijdragen niet meer te onderkennen zijn. Het is knap voor de beschouwer om te herkennen welke schrijver welke regel geschreven heeft. Oh ja, ook al omdat zowel Albert als Bert niet schromen om in zinnen van een ander te wroeten. Een mooi voorbeeld: ‘Vervlokkend vind ik een goede vondst. Die wil ik houden maar dan wel de regel vereenvoudigen.’ 

 

Veertig pagina’s vertellen het verhaal van de totstandkoming van een bijzonder gedicht. Het product van een speciale samenwerking tussen twee bijzondere dichters. Het leest als een avontuur, alsof je er zelf bij bent en het gedicht ziet groeien tot wat het eindresultaat is. Het gedicht zelf kan ik jullie helaas niet laten zien; dat is aan de twee schrijvers zelf om te publiceren.

 

Ik had de eer om nummer 20 te mogen ontvangen, een door beide schrijvers gesigneerd exemplaar uit een oplage van veertig stuks.

Het gedicht zelf

Vier strofen van ieder drie regels vertellen ons het eind van Marcus Aurelius, een relaas waarbij de klassieke beleving je direct meeneemt naar Romeinse tijden. 

Zinnen die in elkaar overlopen en de gebalde ziel van twee schrijvers tonen in een gedicht dat je meerdere malen tot je moet nemen, om tot de verdiende diepte te komen.

Waarlijk een pareltje in een bijzondere vorm:  Het afscheid van Marcus Aurelius.

 

Mooi om ook een persoonlijke brief te krijgen bij dit uniek bundeltje: