De Missionarissen van Afrika uit Dongen, bekend als de Witte Paters, droegen vorige week talloze objecten uit Afrika over aan het Natuurhistorisch en Volkenkundig Museum in Oudenbosch. Hiermee werd een meer dan honderd jaar oude traditie voortgezet.

 

 

De Missionarissen van Afrika verhuizen komend jaar. Met het oog op de verhuizing wordt nu reeds de inventaris herbestemd. Voor het museale deel was – na Rome - het NVMO de eerste gegadigde. Met deze ‘aanvulling’ op de voorwerpen die de Broeders al kregen tussen 1885 en 1950 ontstaat een mooi geheel die de geschiedenis van de Witte Paters belicht en de relatie met de Broeders van St. Louis. Daarnaast kan het museum een vollediger beeld tonen van het leven en de cultuur in de voormalige Belgische Congo.

 

In november vond de overdracht plaats van de voorwerpen die in ‘eeuwigdurende bruikleen’ naar Oudenbosch gaan. Overste Wim Wouters namens de Witte Paters en Marcel Deelen namens het NVMO ondertekenden de overeenkomst, in aanwezigheid van Adrienne Pijnappel-Valentijn en bestuurslid Simon Eland.

 

oude banden

De relatie tussen de Broeders van St. Louis en de Witte Paters ontstond in 1884 toen de Broeders begonnen met het verzorgen van de administratie van de ‘Annalen’, het blad dat de Paters uitgaven om bekendheid te geven aan hun activiteiten in Noord-Afrika. Die waren in 1868 begonnen toen kardinaal Lavigerie zich inzette voor de missie maar bovenal tegen de onmenselijke slavernij door de Arabieren.

Door de inzet van Br. Bernardinus van Aert groeide de belangstelling in Nederland voor het werk van de Witte Paters en gingen diverse oud-Zouaven en oud-studenten van St. Louis als  missionaris naar Afrika. Regelmatig werden voorwerpen daarvandaan naar St. Louis gestuurd om tentoongesteld te worden in hun ‘museum’.

De huidige Afrika-collectie – onlangs tijdelijk ingepakt om plaats te maken voor de Indië-expositie – is grotendeels afkomstig van de Witte Paters en werd verzameld tussen 1885 en 1950.

 

De Paters waardeerden het werk van de Broeders ten zeerste. Zo benoemde kardinaal Lavigerie in 1889 de rector van Saint Louis tot ‘ere-kannunik van Carthago’, waardoor hij voortaan met ‘Monseigneur’ mocht worden aangesproken.

In 1900 werd afgesproken dat de Witte Pater, die in Rome de belangen van die sociëteit behartigde, voortaan ook de belangen van de Broeders van Oudenbosch zou behartigen.

 

Behalve de administratie van de Annalen waren er meer lijnen tussen de Broeders en de Paters. Omstreeks 1886 was een oud-leerling van St. Louis toegetreden in het Noviciaat der Witte Paters: de later bekend geworden Père de Louw (Pater Jacques de Louw), die ontzettend veel heeft bijgedragen tot de bloei van het werk van Lavigerie in Nederland en later zelf overste van de nederlandse Procure der Witte Paters te Boxtel. Samen met Louis Schmier uit Leiden waren zij de eerste nederlandse Witte Paters. Al gauw volgden er meer.

Verder werden de Paters in Afrika beschermd tegen vijandige stammen door oud-Zouaven. De meesten van hen waren bekend met Oudenbosch en de Broeders van St. Louis.

Het is dan ook niet verwonderlijk, dat de Broeders van St. Louis vele uit Afrika afkomstige voorwerpen kregen.

 

bijzonder portret

Onder de stukken bevindt zich een authentieke boernoes, verder diverse foto’s, oude jaargangen van de ‘Annalen’, houten beelden, muziekinstrumenten, gebruiksvoorwerpen, sieraden en messen.

Bijzonder is het schilderij van kardinaal Lavigerie, geschilderd door E. Vallois, dat eind 19e eeuw aan de Broeders werd geschonken en jarenlang in het gebouw van de Congegratie hing tot het medio 1997 werd teruggegeven aan de Paters. Hoewel ook Rome interesse toonde voor het portret, vond overste Wim Wouters dat het bij het NVMO meer op zijn plaats zou zijn. (Het hing in de gang van de voorbouw van het complex van St. Louis, enkele tientallen meters van ons museum vandaan.)

 

 

 

 

kardinaal Charles Lavigerie (1825-1892), oprichter der Witte Paters